Het eerste doel van deze studie is om verschillen in impliciet en expliciet motorisch leren te testen bij te vroeg geboren kinderen. Het tweede doel is om bij te vroeg geboren kinderen in de populatie zelf te meten wat de veronderstelde rol is van…
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Overige aandoening
Synoniemen aandoening
Aandoening
prematuriteit
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Geen registraties gevonden.
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Voor de experimentele taak worden de volgende uitkomstmaten gebruikt:
bewegingstijd, het aantal fouten, afstand en vloeiendheid (jerk).
Voor drie van de achtergrondtesten (WNV-NL, AWMA, MABC-NL) worden de
standaardscores gebruikt. Voor de aandachtstest (Bourdon-Vos) wordt zowel
snelheid als accuraatheid meegenomen.
Voor de vragenlijsten wordt gewerkt met de totaal (standaard) scores en evt.
subschaalscores.
Repeated Measures ANOVA*s en/of SEM analyses zullen gebruikt worden om de
effecten op het leren te toetsen.
Secundaire uitkomstmaten
n.v.t.
Achtergrond van het onderzoek
Motorische vaardigheden kunnen impliciet en expliciet geleerd worden. Impliciet
leren is de bekwaamheid om een nieuwe vaardigheid te leren door deze uit te
voeren terwijl men niet bewust bezig is met het leren van de taak. De verworven
procedurele kennis is moeilijk of zelfs onmogelijk bewust te reproduceren. Het
vermogen om impliciet te leren is relatief onafhankelijk van leeftijd
(Meulemans et al., 1998) en IQ (Reber et al., 1991). Bij het expliciet leren
daarentegen wordt declaratieve kennis gebruikt om een set van uitvoeringsregels
vast te leggen die de motorische uitvoering sturen. Berry and Broadbent (1988)
toonden aan dat het toepassen van declaratieve kennis de beschikbaarheid van
een werkgeheugen vereist terwijl dit bij het toepassen van procedurele kennis
niet het geval is.
Talrijke studies over impliciet en expliciet leren bij individuen met een
intact zenuwstelsel veronderstellen dat expliciet leren alleen mogelijk is met
een intact werkgeheugen (Maxwell et al., 2003). In dit project zullen we het
motorisch leren bij te vroeg geboren kinderen onderzoeken. Er zijn een klein
aantal studies bekend over motorisch leren bij te vroeg geboren baby*s
(Jongbloed-Pereboom et al., 2012). Op schoolleeftijd is hier echter geen
onderzoek naar gedaan, terwijl we weten dat deze kinderen een verhoogd risico
hebben op motorische problemen en leerproblemen (Aarnoudse-Moens et al., 2009;
De Kieviet et al., 2009). Bovendien is van deze kinderen bekend dat zij vaak
problemen hebben met het werkgeheugen, ondanks dat bij lang niet alle kinderen
neurologische afwijkingen zijn aangetoond (Aarnoudse-Moens et al., 2009,
Jongbloed-Pereboom et al., 2012).
Onze eerdere studie is (tot nu toe) de enige studie waar het motorisch leren
van te vroeggeborenen op schoolleeftijd wordt getest, en waarbij direct de
relatie wordt gelegd tussen het effect van het werkgeheugen op het motorisch
leren (Jongbloed-Pereboom et al., in prep). In deze studie werd gekeken naar
het impliciet en expliciet leren van een simpele motorische taak. Daarbij
vonden we geen verschillen tussen groepen (zeer vroeggeborenen en controles) in
het leren, hoewel het werkgeheugen wel significant slechter was bij de zeer
vroeggeborenen. Wel zagen we een algemeen positieve relatie tussen het
werkgeheugen en het leren, maar dit verschilde niet voor impliciet en expliciet
leren. In onze eerdere studie, werd geincludeerd op basis van de motoriekscore.
Dit maakte het lastig om voldoende kinderen te includeren. Daarnaast worden
kinderen momenteel niet meer gezien in de follow-up kliniek bij 5 jaar, en zijn
motorische scores niet bekend van alle kinderen. In deze nieuwe studie hebben
we er daarom voor gekozen om kinderen niet meer te includeren op basis van hun
motoriekscore. Motorische ontwikkeling wordt uiteraard wel meegenomen als
covariaat in de analyses. Daarnaast vonden wij in andere studies dat aandacht
ook belangrijk is bij deze en vergelijkbare leertaken, dit willen we ook
meenemen in de huidige studie.
Nu willen we onderzoeken of er wel groepsverschillen zijn voor een fijn
motorische taak relevant in het dagelijks leven van kinderen, het leren
schrijven. Het is bekend dat vroeggeborenen vaak problemen hebben met schrijven
(e.g. Feder et al., 2005, Guarini et al. 2012). Wij verwachten dat de
schrijftaak gevoeliger zal zijn voor verschillen tussen impliciet en expliciet
leren en de effecten van het werkgeheugen en aandacht. De inzichten die deze
taak opleveren, kunnen op termijn ingezet worden in het ontwikkelen van
therapie en onderwijs.
Doel van het onderzoek
Het eerste doel van deze studie is om verschillen in impliciet en expliciet
motorisch leren te testen bij te vroeg geboren kinderen.
Het tweede doel is om bij te vroeg geboren kinderen in de populatie zelf te
meten wat de veronderstelde rol is van het werkgeheugen en van aandacht bij het
(expliciet) motorisch leren. Dit is met name relevant, omdat de potentiële
mediërende rol van het werkgeheugen en van aandacht bij expliciet leren en de
interactie met impliciet leren kan worden ontrafeld. Als het werkgeheugen
inderdaad een belangrijke mediërende factor (faciliterend of inhiberend) is,
dan verwachten we in de groep te vroeg geboren kinderen met werkgeheugen
problemen geen interactie effecten zoals deze wel gevonden zijn in voorgaande
studies bij normale proefpersonen. Als we de afwezigheid van dergelijke
interferentie bij te vroeg geboren kinderen met werkgeheugen problemen in het
werkgeheugen kunnen aantonen, dan biedt dat de gelegenheid om meer specifieke
deducties te maken ten aanzien van de cognitieve substructuren van belang bij
motorisch leren.
Het derde doel van deze studie om in kaart te brengen of problemen met de
motorische ontwikkeling in gelijke mate voorkomen als werkgeheugen problemen in
deze populatie.
Het vierde doel van deze studie is om verschillen tussen impliciet en expliciet
motorisch leren bij te vroeg geboren kinderen te vergelijken met
leeftijdsgenoten die op tijd geboren zijn. Deze kinderen zijn reeds getest bij
aanvang van de beoogde studie, in het kader van een groter project naar
impliciet en epxliciet motorisch leren bij kinderen (project is goedgekeurd
door de ethische commissie van de faculteit der sociale wetenschappen).
Onderzoeksopzet
Een experimenteel design met een groep zeer vroeggeborenen van 5-10 jaar oud.
Impliciet en expliciet motorisch leren worden afzonderlijk getest met een
gemodificeerde versie van de Serial Response Time Task (SRT). In deze
schrijftaak leren kinderen abstracte patronen schrijven, die wel de
karakteristieken hebben van letters (lussen maken, tussendoor stoppen). Deze
taak wordt afgenomen op een tekentablet (een zogeheten *digitizer*), en is
gebaseerd op een bestaande taak (Overvelde & Hulstijn, 2011). De keuze is
allereerst gemaakt omdat de SRT taak het meest robuuste paradigma is om
impliciet en expliciet leren te testen en omdat deze taak al met succes is
toegepast bij normaal ontwikkelende kinderen en klinische groepen.
In de basisvorm van de SRT taken wordt de deelnemer gevraagd om zo snel
mogelijk te reageren op stimuli zichtbaar op de computer monitor door de pen zo
snel mogelijk naar het bijbehorende doel te bewegen op de digitizer. Tijdens de
impliciete leer trials wordt de kinderen gevraagd om met hun pen (zichtbaar als
een blauw bolletje op het scherm) een bewegend geel doel te volgen. Dit gele
doel beweegt over het abstracte patroon. Het patroon wordt daarbij verder niet
weergegeven en ook is het penspoor niet zichtbaar.
In de expliciete conditie wordt het te schrijven patroon weergegeven op het
scherm. Deelnemers krijgen de instructie om het patroon zo goed en snel
mogelijk na te schrijven. Zodra de kinderen starten met schrijven, verdwijnt
het patroon. Zij zien daarbij wel de positie van hun pen en hun eigen penspoor.
Op het einde van de trial wordt het geschreven patroon weergegeven bovenop het
voorbeeld, zodat kinderen feedback krijgen van het resultaat.
De impliciete en expliciete conditie bestaan elk uit 25 trainingstrials. Na
deze trainingstrials is er een korte pauze, waarin een spelletje wordt gespeeld
met de testleider. Daarna volgt na elke conditie een nameting van 10 trials en
een transfermeting van 10 trials. In de nameting zien de kinderen alleen de
start en stoppossitie van elke trial, ze zien daarnaast hun positie op het
scherm en het penspoor. Kinderen worden geinstrueerd om zo goed en zo snel
mogelijk het patroon zelf te schrijven. De instructie voor de transfermeting
zijn gelijk aan die van de nameting, met als verschil dat kinderen met hun niet
voorkeurshand gaan schrijven. De helft van de kinderen start met de impliciete
conditie, de andere helft van de kinderen start met de expliciete conditie,
daarbij worden verschillende patronen gebruikt per conditie met dezelfde
kenmerken en lengte (counterbalanced design).
Naast het afnemen van de experimentele taak zullen ook achtergrondvariabelen
worden meegenomen, bestaande uit een korte intelligentie test (Wechsler Non
Verbal NL, WNV-NL)(Wechsler & Naglieri, 2008). Het werkgeheugen wordt getest
met twee subtesten van de Automated Working Memory Assessment
(AWMA)(Alloway,2007), een van de subtesten meet het verbale werkgeheugen en de
andere subtest het visuele werkgeheugen. Aandacht wordt getest met de
Bourdon-Vos Test (Vos, 1998). De motoriek wordt getest met de Movement
Assessment Battery for Children (MABC 2-NL)(Henderson et al., 2010).
De ouders wordt gevraagd om enkele vragenlijsten in te vullen. Voor het
werkgeheugen van de kinderen wordt de subschaal werkgeheugen van de nederlandse
versie van de Behavior Rating inventory of Executive Functioning voor ouders
afgenomen (BRIEF)(Huizinga & Smidts, 2012). Voor motorische problemen in het
dagelijks leven wordt een vragenlijst voor developmental coordination disorder
(DCD) afgenomen, namelijk de DCD Q(Schoemaker et al., 2006). Daarnaast vullen
ouders een vragenlijst in over de algemene gezondheid van hun kind en de
voortgang op school.
Inschatting van belasting en risico
De taken zijn niet risicovol of belastend: ze zijn leeftijd gerelateerd en
kinderen vinden het leuk om computertaken te leren. Alle taken kunnen in een
sessie worden afgenomen. Deze sessie duurt maximaal 2,5 uur, daarbij is ruimte
voor pauze tussen de taken.
Er is wel belasting voor de ouders, die de kinderen moeten halen en brengen of
ruimte in hun planning moeten maken voor een bezoek. Ook wordt aan ouders
gevraagd om een aantal vragenlijsten in te vullen (duurt maximaal 30 minuten).
Deze belasting weegt echter niet op tegen de waardevolle informatie die dit
onderzoek oplevert: inzicht in leerprocessen dat in de toekomst een waardevolle
bijdrage levert aan het inrichten en onderbouwen van interventie programma's.
Voor de ouders is een voordeel dat het kind nogmaals geevalueerd wordt. De
uitkomsten van het onderzoek worden naar de ouders gecommuniceerd, en als daar
aanleiding voor is vergezeld van een advies.
Publiek
Montessorilaan 3
Nijmegen 6525 HR
NL
Wetenschappelijk
Montessorilaan 3
Nijmegen 6525 HR
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
leeftijd 5-10 jaar, Intelligentiescore binnen normaal (>=85), geboren na een zwangerschapsduur van minder dan 32 weken,
Kinderen worden geincludeerd als zij geen ernstige handicaps hebben: normale visus met of zonder bril, normaal gehoor en geen ernstige motorische afwijkingen.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
ernstige gedragsstoornissen, ernstige motorische stoornissen en geen toestemming van de ouders.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL49964.091.14 |